Inhoudsopgave
Over het reinigings- en afvalbeleid van de gemeente Maastricht wordt vaak discussie gevoerd. De frequentie van het ophalen van restzakken, het onderzoek naar de openbare prullenbakken, het verwijderen van onkruid, het is allemaal een ‘hot topic’ in Maastricht. Hoe verliep dat meer dan een eeuw geleden? Ik liep naar mijn boekenkast, en pakte het Verslag van den toestand der gemeente Maastricht over het jaar 1919 uit de kast. In dat dikke verslag, uitgegeven in boekvorm, zijn allerlei leuke feiten terug te vinden over de gemeentereiniging in dat jaar.

Een jaarsalaris van 2.335 gulden
In het verslag is onder meer vermeld dat dat jaar 1919 het zesentwintigste exploitatiejaar was van de gemeentereiniging in eigen beheer. In vroeger tijden lag de reiniging van de stad namelijk in handen van private partijen. De heer J. Wijnen was in dat jaar de hoofdopzichter over de gemeentereiniging. Zijn jaarsalaris was 2.335 gulden, en daarnaast krijg hij een gratis woning tot zijn beschikking. Bovendien hoefde hij de kosten van het gebruik van brandstoffen en elektriciteit niet zelf te betalen. Veertig medewerkers waren op 31 december 1919 in dienst bij de gemeentereiniging, onder wie twee vrouwen die de taak hadden om openbare urinoirs schoon te houden, en straten en pleinen te vegen. Drie mannen waren verantwoordelijk voor het leegmaken van de beerputten, terwijl twee mannen moesten zorgen dat straatkolken en zinkputten niet verstopt raakten.

Een beerput gaat open
Op 31 december 1919 beschikte de gemeentereiniging over dertien paarden, met een totale aankoopwaarde van 11.260 gulden. Aan het begin van dat jaar 1919 bestond het materieel uit onder meer 1 houten handwagen voor vervoer van hulpmiddelen ter opening van verstopte riolen en straatkolken, 1 vervoerbaar stortreservoir voor riolen, 2 sneeuwploegen, 5 luchtdichte vaten op tweewielig onderstel voor vervoer van beerstoffen, 2 luchtpompen voor het pneumatisch ledigen van beerputten en 1 vierwielige sproeiwagen. De gezamenlijke waarde van het totale materieel bedroeg 19.718,06 gulden. Het verslag over het jaar 1919 leert ons ook dat in dat jaar 723 beerputten leeg werden gemaakt. De totale inhoud van die beerputten werd leeggemaakt met 1.715 vaten van elk 1,2 m3. In 1919 gaf de gemeentereiniging 101.261,39 gulden uit, terwijl de inkomsten slechts 26.184,18 gulden bedroegen. Dit leverde een verliespost op van 75.077,21 gulden.

De straten in Wyck
Zoals ik hiervoor al schreef, was het reinigen en schoonhouden van de openbare ruimte in vroeger tijden in private handen. Het stadsbestuur besteedde dit periodiek uit. Zo had in het jaar 1730 de Maastrichtenaar Marcelis Roberts de taak op zich genomen om de straten in Wyck drie jaar lang schoon te houden, met ingang van de maand oktober. Hiertoe behoorde ook het legen van de asemmers. Asemmers waren in feite vuilnisemmers, waar ook stookafval in werd gegooid. De inhoud van deze emmers moest Marcelis afvoeren naar een perceel land, gelegen buiten de Wijker Poort.
Dit perceel land was eigendom van de Maastrichtse koopman Theodorus Ros. Het afval moest in kuilen worden gegooid. Theodorus stelde zich ook garant voor Marcelis, voor de situatie dat Marcelis gedurende de periode van drie jaar zijn verplichtingen niet meer kon nakomen. Als Theodorus de taken van Marcelis zou overnemen, dan was de afspraak dat alle financiële vergoedingen toe zouden komen aan Theodorus. De afspraken tussen Marcelis en Theodorus, en de garantstelling door Theodorus, werden op 28 juni 1730 keurig op papier gesteld door notaris Dionisius Hupkens.
