Doorgaan naar artikel

Maastrichtse heldin weigerde ariërverklaring te ondertekenen

Duitse militairen staan bij de door het Nederlandse leger vernielde Sint Servaasbrug, 10 mei 1940. Beeld: Beeldbank Bundesarchiv

Inhoudsopgave

In april 1941 legde de Duitse bezetter alle Nederlanders van veertien jaar en ouder een identificatieplicht op. Door middel van een persoonsbewijs moest elke Nederlander zich in het maatschappelijke verkeer kunnen legitimeren tegenover de Duitse bezetter. In de loop van 1941 ontvingen ruim zeven miljoen mensen een persoonsbewijs. Doordat de bevolkingsadministratie in Nederland goed geregeld was (en nog steeds is), was de invoering van het persoonsbewijs een zeer eenvoudig karwei.

De combinatie van het Nederlandse bevolkingsregister en het persoonsbewijs was een zo goed als waterdicht systeem. Bovendien was het persoonsbewijs bijna niet te vervalsen. Het persoonsbewijs was hierdoor één van de krachtigste middelen tot onderdrukking van inwoners van Nederland. Mede door dit persoonsbewijs zijn duizenden Nederlanders in de handen van de bezetter gevallen en vermoord. Ook voor de Nederlandse Joden was het persoonsbewijs een belangrijke schakel op weg naar de vernietiging.

Het persoonsbewijs dat op 19 juni 1941 werd uitgegeven aan mijn oma Hélène Hubertine Catherine Cremers (1913-1996), op dat moment woonachtig bij haar ouders in de Matthias Wijnandsstraat 5. Hélène was toen reeds verloofd met mijn opa Renier August Vrancken, die bij zijn ouders aan de Spoorweglaan 18 woonde. Twee maanden later stond het verloofde koppel voor het altaar van de Sint Martinuskerk in Wyck. Hun adres werd de Alexander Battalaan 11. Hun eerste kind (mijn vader Ludovicus Leonardus Maria Vrancken) zag vervolgens op 9 juni 1942 in de Alexander Battalaan het levenslicht. Twee maanden later gingen de eerste Jodentransporten van Maastricht naar Westerbork van start. Foto: Privé-archief Stefan Vrancken

Een zeer ijverige Nederlandse ambtenaar
Na de Duitse inval van Nederland in mei 1940 constateerden de Duitsers dat in Nederland geen identiteitsbewijs bestond. De Nederlandse ambtenaar Jacobus Lambertus Lentz (1894-1964) kreeg opdracht van de secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken om een Nederlandse versie te ontwerpen van de ‘Kennkarte’ die in Duitsland in 1939 was ingevoerd. Zoals zovele Nederlandse ambtenaren ging Lentz ijverig te werk. De zomer van 1940 besteedde hij aan maatregelen die het persoonsbewijs onvervalsbaar moesten maken. Zo was er sprake van speciale lijm, speciale inkt en speciaal karton met watermerk. Lentz betrok ook diverse specialisten bij het project, zoals een vingerafdrukkenexpert van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

In samenwerking met de Duitse bezetter wist Lentz een document te ontwikkelen dat een grote mate van perfectie behaalde, en het beste persoonsbewijs van Europa genoemd kon worden. Het was technisch zelfs veel beter dan de hiervoor genoemde Kennkarte. Het is het Nederlandse verzet eigenlijk nooit gelukt om dit persoonsbewijs goed te vervalsen en na te maken, wat het persoonsbewijs voor de Duitse bezetter tot een krachtig middel maakte bij haar onderdrukkende politiek. Dit had mede te maken met de inktsoort die voor het persoonsbewijs werd gebruikt. Onder een kwartslamp werd de inkt onzichtbaar. Ook reageerde het karton van het persoonsbewijs met aceton, waardoor veranderingen in de geschreven tekst direct opvielen. Om het kopiëren moeilijker te maken, werd bovendien een schaduwbestand van het persoonsbewijs bijgehouden, zodat vervalste nummers zouden opvallen. Verder was het niet mogelijk om de pasfoto in het persoonsbewijs te verwijderen. Door verwijdering werd een doorzichtige zegel aan de achterkant verbroken, waarop een vingerafdruk stond.

De lijm van de zegel was buitengewoon moeilijk te verbreken, zonder dat de zegel ook verbrak. De vingerafdruk op de achterkant van de pasfoto moest weer overeenkomen met de vingerafdruk aan de linkerkant. Vervalsingen met een pasfoto waren daarom vrijwel uitgesloten. Wilde men een perfecte vervalsing maken, dan moesten de corresponderende nummers in het persoonsbewijs overeenkomen met de nummers in een archief dat in Den Haag werd bewaard, het zogenaamde Centraal Bevolkingsregister. Dit archief werd door de Duitsers vaak geraadpleegd. Op verzoek van het Nederlandse verzet werd het gebouw van het Centraal Bevolkingsregister op 11 april 1944 gebombardeerd door de geallieerden. Het ambtelijk personeel was nog aan het werk toen het bombardement begon. Er vielen negenenvijftig doden, waaronder ook een aantal Nederlanders die aan het verzet hand-en-spandiensten verleenden.

Duitse militairen staan naast de Waterpoort in Wyck, 10 mei 1940. Beeld: Beeldbank Bundesarchiv

De ariërverklaring
Vóórdat in Nederland het beruchte persoonsbewijs werd ingevoerd, werden Nederlanders al geconfronteerde met de eveneens beruchte ariërverklaring. De ariërverklaring was een verklaring die van mensen in bepaalde functies geëist werd. In de verklaring moest iemand verklaren geen jood te zijn. De verklaring werd al binnen enkele maanden na de Duitse inval ingevoerd. Alle ambtenaren en onderwijzers moesten de verklaring invullen. Op het papier moest men precies aangeven wie zijn ouders en grootouders waren. Tevens moest in de verklaring worden vermeld of ouders of voorouders van joodse afkomst waren. Wie onjuiste informatie invulde werd op staande voet ontslagen. De Duitsers wilden met deze verklaring een inventarisatie maken. Zij konden zo precies nagaan wie wel en wie niet joods was, en daarmee tevens het ambtenarenapparaat ‘zuiveren’. De Nederlanders met joodse voorouders werden binnen korte tijd na het invullen van de verklaring ontslagen. 200.000 Nederlanders moesten de verklaring invullen en slechts enkele tientallen weigerden. Eind november 1940 werden op basis van deze verklaringen ruim 2.500 mensen ontslagen.

De beruchte ariërverklaring. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons

Een Maastrichtse heldin
Eén van de weinige Nederlanders die weigerden de verklaring in te vullen, was de Maastrichtse componiste, pianiste en muziekdocente Andrée Marie Clémence Bonhomme. Andrée Bonhomme werd op 1 december 1905 geboren in de Alexander Battalaan 1B als dochter van de bankdirecteur Jules Victor Marie Bonhomme en Maria Anna Huberta Servatia Vrancken. Op 1 maart 1982 overleed zij in Brunssum aan de verwondingen die ze had opgelopen bij een brand in haar kamer in het verpleeghuis waar zij woonde. Andrée werkte onder meer bij het Limburgs Symfonie Orkest (LSO), tot 1955 het Maastrichts Stedelijk Orkest (MSO) geheten. Tijdens de Duitse bezetting kwam een einde aan de carrière van Andrée Bonhomme. Ze werd gedwongen om ontslag te nemen uit het orkest. De reden was dat zij weigerde de ariërverklaring te ondertekenen, een in die tijd zeer heldhaftige daad. We mogen als stad dus met recht trots zijn op Andrée Bonhomme. Wil je meer lezen over deze Maastrichtse heldin? Dan kan dat via de speciaal voor haar in het leven geroepen website.

Andrée Bonhomme (1905-1982). Op de foto heeft zij haar handtekening geplaatst. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons

Opmerkingen

Laatste Nieuws

Ons nieuws is en blijft altijd gratis als je je inschrijft voor de gratis nieuwsbrief

Er is iets misgegaan. Probeer het later opnieuw

Bedankt voor uw aanmelding. Controleer uw e-mail om de inschrijving af te ronden