Doorgaan naar artikel

Kint geer miech de weeg nao menier de notaris wieze?

De Bogaardenstraat in 1962. Helemaal links (het witte pand) ligt het XII Apostelenhuis (huisnummer 1), dat ook 'de Belick' werd genoemd. In 1725 ondertekende notaris Jacobus Carolus Ruijters een huurovereenkomst voor een huis dat naast het XII Apostelenhuis lag. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Inhoudsopgave

Op het adres Rechtstraat 37 in Wyck vinden we tegenwoordig het burgerrestaurant Burgerlijk. Volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is het bouwjaar van dit pand 1731. Op de website 'kijk eens naar boven' is echter te lezen: ‘Nadat "de kat" rond 1730 bouwvallig was geworden en de magistraat besloot tot afbraak van het pand, is na verkoop in 1735 een nieuw huis gebouwd (…)’.

En inderdaad lezen we in de raadsverdragen van de Indivieze Raad van Maastricht dat in januari 1733 geconstateerd werd dat het pand bouwvallig was, waarna in maart van dat jaar besloten werd het huis te laten afbreken. Wanneer de opvolger, het pand dat wij anno 2025 kennen, precies gebouwd werd, is helaas (nog) niet bekend. Wat wel zeker is, is dat in het jaar 1747 de in Maastricht woonachtige ‘Meester Metselaar’ Vincent Allard de eigenaar was van het huis. Vincent was echter niet de bewoner.

Het huis ‘de Katte’ in Wyck
Op 24 maart 1747 had Vincent Allard een afspraak met notaris Dionisius Hupkens. Ook notaris en procureur Alexander Welters was bij deze afspraak aanwezig. Vincent verklaarde voor een periode van zes jaar zijn huis te verhuren aan notaris Welters. In de akte van notaris Hupkens wordt ook de naam van dit huis genoemd, namelijk ‘de Katte’. Het huis lag in de Rechtstraat, en lag op de hoek van ‘het Kattestraetje’. Omdat in de akte is vermeld dat Vincent verklaarde het huis ‘op nieuws te verhueren’, bestond het vermoeden dat notaris Welters reeds de huurder was, en dat de lopende huurperiode afliep. Dat vermoeden bleek ook te kloppen, want reeds in 1740 gingen de metselaar en de notaris een eerste huurovereenkomst aan. Toen notaris Welters zijn intrek nam in het huis, was dit dus nog relatief nieuw.

Zicht op de Boschstraat met de Sint Matthiaskerk in de achttiende eeuw. Op 17 juli 1750 werd de protestantse notaris Alexander Welters in de Sint Matthiaskerk begraven. In die tijd was de Sint Matthiaskerk een protestantse kerk. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Het was in dit huis in de Rechtstraat dat notaris Welters, die in 1730 door het stadsbestuur was aangesteld als notaris, ongeveer tien jaar lang zijn vele cliënten ontving. De tweede huurperiode van zes jaar zou notaris Welters echter niet vol gaan maken. Op 14 juli 1750 passeerde hij namelijk zijn laatste akte, en dertien dagen later, op 27 juli, vond zijn uitvaart plaats. Hij kreeg een laatste rustplaats in de Sint Matthiaskerk. Je zou verwachten dat een inwoner van Wyck in de Sint Martinuskerk begraven zou worden. Notaris Welters behoorde echter tot het protestantse deel van de bevolking, en kreeg daarom een graf in de Sint Matthiaskerk. Na de verovering van Maastricht in 1632 door stadhouder Frederik Hendrik was de Sint Matthiaskerk, samen met de Sint Janskerk, toegewezen aan de protestanten. In 1802 werd de kerk teruggegeven aan de katholieken.

Een notarisdynastie
In de zeventiende en achttiende eeuw kende Maastricht een groot aantal notarissen. Onbewust legden zij de geschiedenis van de stad Maastricht vast in hun akten. Het is interessant om te weten waar al die notarissen woonden. Notaris Gerardt Pamel, wiens familienaam ook geschreven werd als onder meer Pamele en Paumele(n), woonde in de buurt van de Sint Nicolaaskerk, destijds gelegen naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Gerardt was in 1609 door het stadsbestuur aangesteld als notaris. In de periode 1607-1625 lieten hij en zijn echtgenote Verona Peerkens negen kinderen dopen in de Sint Nicolaaskerk.

Gerardt, die behalve notaris ook onder meer rentmeester van het kapittel van Onze-Lieve-Vrouwe was, was eigenaar van een huis in de Wolfstraat (genaamd ‘de Wolf’), waar hij hoogstwaarschijnlijk ook met zijn gezin woonde, maar ook van een huis in de Cortenstraat. Mogelijk dat Gerardt in 1637 overleed. In dat jaar passeerde hij namelijk zijn laatste akte. Bovendien werd zijn echtgenote Verona Peerkens in een akte, die op 9 juli 1638 werd verleden voor notaris Lambertus Natalis, weduwe genoemd. Zelf overleed Verona in juni 1642. In diezelfde maand zaten haar kinderen aan tafel bij notaris Hubertus Goffin voor het laten vastleggen van een geldlening, waarbij zij het huis ‘de Wolf’ in de Wolfstraat als onderpand gaven. Eén van die kinderen was de in 1618 geboren Agnes Pamel.

Als notarisdochter bleek zij een goede huwelijkspartij te zijn voor notaris Hendrick Schaepen uit de Lenculenstraat. Op 24 april 1644 werd hun huwelijk voltrokken in de Sint Nicolaaskerk. Twee van hun kinderen, Hendrick Michiel Schaepen en Reinier Schaepen, zouden ook notaris worden. Toen Agnes Pamel als weduwe van notaris Hendrick Schaepen in 1701 overleed, was zij nog steeds woonachtig in de Lenculenstraat. Toen haar zonen Hendrick Michiel en Reinier in respectievelijk 1703 en 1717 als notaris in het harnas stierven, waren zij woonachtig in de Brusselsestraat (Hendrick Michiel) en op de Grote Gracht (Reinier). Hun broer Gerard Schaepen (1653-1709) was overigens een Maastrichtse schilder. Helaas zijn, voor zover bekend, van hem geen werken bewaard gebleven.

Een populaire notarisstraat
De Lenculenstraat bleek een populaire straat onder notarissen te zijn. Niet alleen had daar de in 1676 overleden notaris Hendrick Schaepen gewoond met zijn echtgenote, notarisdochter Agnes Pamel. Ook notaris Hendrick Jacob van de Wijer had zich er gevestigd. Zoals zoveel notarissen in die tijd, was Van de Wijer niet enkel notaris, maar ook procureur. Samen met zijn zus Maria Margaretha van de Wijer huurde de ongehuwde notaris Van de Wijer een huis in de Lenculenstraat. Notaris Johan Guichard legde op 17 februari 1736 de huurafspraken tussen de eigenaar, kapitein Samuel Jacob, en notaris Van de Wijer en zijn zus, vast in een akte.

De Lenculenstraat in 1962. Het huis met de vlaggenmast, rechts van het witte huis, betreft huisnummer 15. In dit huis overleden zowel notaris Petrus Dominicus Jessé (1857) als zijn zoon notaris Petrus Jacobus Hubertus Jessé (1895). Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

In de negentiende eeuw werd de Lenculenstraat een geliefde straat voor de notarisfamilie Jessé. Notaris Petrus Dominicus Jessé woonde op nummer 15. Op dat adres sloot hij op 12 mei 1857 voor eeuwig zijn ogen. Zijn zoon, notaris Petrus Jacobus Hubertus Jessé, woonde aanvankelijk op nummer 9, waar ook de oom van zijn echtgenote woonachtig was, maar na het overlijden van zijn vader nam hij het ouderlijk huis over. Toen hij op 9 januari 1895 overleed, woonde hij nog steeds op het adres Lenculenstraat 15. Overigens was notaris Petrus Jacobus Hubertus Jessé een zwager van Petrus II Regout, zoon van Petrus I Regout, de eerste grootindustrieel van Nederland. Jessé en Regout waren namelijk allebei gehuwd met een dochter van de Maastrichtse wijnkoopman Lodewijk Josef Polis.

‘Den Bellick’
Op 21 maart 1725 ontving notaris Guillaume Caris zijn ambtgenoot notaris Jacobus Carolus Ruijters. Notaris Ruijters, die gehuwd was met Clara Gertrudis Rampendael, was met Gerarda Heldevier overeengekomen dat hij een huis van haar zou gaan huren. De naam van dit huis was ’s-Hertogenbosch’. De straat waar het huis lag, wordt niet genoemd in de akte, maar omdat wel werd vermeld dat het huis naast ‘den Bellick’ lag, kunnen we met redelijke zekerheid weten dat het door notaris Ruijters gehuurde huis in de Bogaardenstraat lag. ‘Den Bellick’ (ook ‘Belick’ genaamd) was namelijk het XII Apostelenhuis dat we tegenwoordig op huisnummer 1 vinden. Het XII Apostelenhuis, bedoeld als een gesticht voor alleenstaande oude mannen, werd gegrondvest in de jaren 1476-1477. Het was één van de weinige Maastrichtse zorginstellingen die niet door geestelijken werd beheerd. Het was een particuliere stichting, oorspronkelijk gefinancierd door de welgestelde Maastrichtenaar Lambert van Middelhoven. De stichting bestaat nog steeds, en heet tegenwoordig Stichting Lambert van Middelhoven.

In het huis naast ‘den Bellick’ groeide Adam Matthias Ruijters, een zoon van het echtpaar Ruijters-Rampendael, op. Deze zoon werd op 18 april 1716 gedoopt in de Sint Catharinakerk, en werd in 1738 op tweeëntwintigjarige leeftijd door het stadsbestuur aangesteld als notaris. Waarschijnlijk woonde hij toen nog bij zijn ouders. Hij zou in ieder geval nooit trouwen. Waar het gezin Ruijters-Rampendael woonde toen zoon Adam Matthias notaris werd, is helaas niet bekend. 

Toen Clara Gertrudis Rampendael in december 1754 overleed, woonde de familie in de Boschstraat. De pastoor van de Sint Catharinakerk noteerde in zijn begraafregister dat zij op 8 december een graf in de kerk kreeg, en woonachtig was in de Boschstraat. Toen haar weduwnaar, notaris Jacobus Carolus Ruijters, op 30 maart 1757 in diezelfde kerk zijn laatste rustplaats kreeg, woonde hij nog steeds in de Boschstraat. En ook notaris Adam Matthias Ruijters, de zoon van het echtpaar Ruijters-Rampendael, zou ten tijde van zijn overlijden in de Boschstraat woonachtig zijn. Waarschijnlijk woonde hij nog in hetzelfde huis waarin hij met zijn ouders had gewoond. Op 9 oktober 1791 vond zijn uitvaart plaats in de Sint Catharinakerk. Maar in tegenstelling tot zijn ouders, kreeg hij geen graf in die kerk. Hij had ervoor gekozen zijn laatste rustplaats te krijgen in de kloosterkerk van de predikheren, beter bekend als de Dominicanenkerk.

De poortwachterswoning
De poortwachterswoning is een opvallend huis in de Sint Pieterstraat 37. Op monumenten.nl kunnen we lezen dat het oorspronkelijke pand waarschijnlijk uit de achttiende eeuw stamt, maar dat het omstreeks 1900 werd verbouwd. Tijdens die verbouwing werd het pand ook van een tweede woonlaag voorzien. Vóórdat die verbouwing plaatsvond, woonde hier notaris Joannes Hubertus Tossanus Batta met zijn echtgenote Maria Catharina Emilia Gulikers. In de jaren zestig van de negentiende eeuw verhuisde het echtpaar naar dit huis. Notaris Batta ontving er vele Maastrichtenaren die hun notariële zaken wilden regelen. Toen hij op 16 juni 1895 op eenentachtigjarige leeftijd overleed, woonde hij nog steeds in dit huis. Twee jaar eerder was hij weduwnaar geworden. Uit het huwelijk Batta-Gulikers werden geen kinderen geboren. Voordat notaris Batta en zijn echtgenote naar de Sint Pieterstraat verhuisden, woonden zij in de Hondstraat 12.

Vanuit de Nieuwenhofstraat kijken we recht tegen de poortwachterswoning (Sint Pieterstraat 37) aan, gelegen op de hoek. Drie decennia lang woonde notaris Joannes Hubertus Tossanus Batta (1814-1895) in dit huis. Het huis zag er toen nog niet uit zoals op de foto (1978). Tijdens de verbouwing (omstreeks 1900) werd een tweede woonlaag geplaatst. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Wie ook in de Hondstraat woonde, en wel op nummer 4, was notaris Victor Emilius Nierstrasz. Hij woonde hier met zijn echtgenote Clara Cornelia Rouffaer en hun kinderen. Victor Emilius was een zoon van Hendrik Nierstrasz, die in de periode 1792-1835 notaris was geweest, en vervolgens van 1835 tot 1850 burgemeester van Maastricht was. Op 30 januari 1866 overleed Victor Emilius, die overigens nog directeur was geweest van de Stadsschouwburg (de Bonbonnière). Zijn zoon Arnold Nierstrasz werd ook notaris. Arnold zou blijven wonen op het adres Hondstraat 4. Bij zijn overlijden op 24 oktober 1908 woonde hij er nog steeds.

Een geannuleerde verhuizing
Of de omstandigheden waren gewijzigd, of dat verhuurder en huurder ruzie kregen, we zullen het waarschijnlijk nooit te weten gaan komen. De afspraken die notaris Matthijs Brull maakte met de Maastrichtse apotheker Joannes Paters, gingen in ieder geval niet door. Op 16 september 1709 hadden zij nog samen bij notaris Theophilus Corstius aan tafel gezeten om afspraken te maken over hun voorgenomen samenwoning. Apotheker Paters zou notaris Brull in de kost nemen. De twee mannen zouden samen slapen in de benedenkamer. De apotheker zou de notaris voorzien van spijs en drank, en ook zou hij ervoor zorgen dat zijn linnengoed gewassen zou worden. De afspraken zouden aanvang nemen op de tweede dinsdag van oktober. Maar nog vóórdat de notaris zou verhuizen, zaten Paters en Brull alweer aan tafel bij notaris Corstius. Op 26 september, slechts tien dagen na het maken van de afspraken, lieten zij door notaris Corstius vastleggen dat zij de overeenkomst met wederzijds goedvinden deden ontbinden. Helaas wordt in de akte van notaris Corstius niet vermeld waar apotheker Paters woonachtig was, zodat we niet weten waar de samenwoning zou gaan plaatsvinden.

Opmerkingen

Laatste Nieuws

Ons nieuws is en blijft altijd gratis als je je inschrijft voor de gratis nieuwsbrief

Er is iets misgegaan. Probeer het later opnieuw

Bedankt voor uw aanmelding. Controleer uw e-mail om de inschrijving af te ronden