Doorgaan naar artikel

Historie van Maastrichtse horeca: van gans tot zwaan

Een vrolijk gezelschap in een taverne, omstreeks 1665 geschilderd door Jan Steen. In het huis dat Niclaes Gade in de Nieuwstraat huurde, zal het er ongetwijfeld op dezelfde wijze aan toe zijn gegaan. Beeld: Royal Collection Trust

Inhoudsopgave

Als horecaondernemer wil je je gasten uiteraard graag tevreden houden. Op een negatieve recensie zit niemand te wachten. Anno 2025 kunnen negatieve verhalen over een horecazaak via social media als een lopend vuurtje gaan. In de achttiende eeuw was dat blijkbaar niet anders. 

De in Maastricht geboren Joannes Baptista van Gulpen ging in 1749 flink over de tong in Maastrichtse ‘wijn en caffee huijsen’. Joannes Baptista was woonachtig in Scharn, waar hij een herberg dreef. Op 24 augustus van dat jaar 1749 hadden kanunnik Graeven, kapitein Calckoen en de heren Lindloff en Janssens ‘gesouppeert’ (het avondmaal gebruikt) bij Van Gulpen. Het gezelschap was daar ook blijven logeren. De heren hadden gebraden gans geserveerd gekregen. En met die gans bleek iets aan de hand te zijn, zo blijkt uit een notariële akte.

Een gans die besmet is met “den pups”
Kanunnik Arnoldus Theunissen zou in een ‘caffee huijs’ in Maastricht aan iemand verteld hebben dat Joannes Baptista van Gulpen zijn gasten een gans geserveerd had die overleden was aan de gevolgen van een ziekte die in de volksmond ‘den pups’ werd genoemd. Waarschijnlijk betrof het een soort vogelgriep. Vervolgens was dit verhaal als een lopend vuurtje door de stad gegaan. Overal werd gesproken over de zieke gans die Van Gulpen geserveerd had. Hierdoor voelde Joannes Baptista zich van zijn eer beroofd. Omdat Arnoldus Theunissen een kanunnik was, wilde Joannes Baptista het op een correcte wijze oplossen, uit respect voor de functie die Arnoldus bekleedde. Daarom schakelde Joannes Baptista op 4 september 1749 de notarissen Joannes Winandus Roemers en Hubert Nolens in.

Deze twee notarissen kregen de opdracht om zich te melden bij kanunnik Theunissen. De kanunnik zou dan in de gelegenheid gesteld worden om te verklaren dat zijn ‘roddel’ niet juist was, zodat na het aanbieden van excuses de eer van Van Gulpen hersteld zou kunnen worden. En aldus geschiedde. Twee dagen later meldden de beide notarissen zich bij kanunnik Theunissen. Deze vertelde de notarissen dat zelfs de broer van Joannes Baptista van Gulpen, Willem genaamd, dit verhaal over de zieke gans had verteld. Bovendien, zo zei de kanunnik, had hij niet verteld dat de bewuste gans was overleden aan ‘den pups’, maar slechts dat deze gans besmet was geweest met ‘den pups’. Joannes Baptista moest het ook niet al te serieus opvatten, zo meende de kanunnik. Hij had dat verhaal in het ‘caffee huijs’ uitsluitend in de tegenwoordigheid van vrienden verteld om te kunnen lachen en te ‘badineren’ (schertsen). Of Joannes Bapista van Gulpen hiermee genoegen nam, is helaas niet bekend.

La cuoca (de kokkin), omstreeks 1625 geschilderd door de Italiaanse barokschilder Bernardo Strozzi. We aanschouwen een kokkin die voorbereidingen treft om een gans te braden. In 1749 zou Joannes Baptista van Gulpen aan zijn gasten een zieke gans hebben geserveerd. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons

Afnameverplichting brandewijn en jenever
In de horeca is het vrij gebruikelijk dat een horecaondernemer zijn dranken verplicht dient af te nemen bij één leverancier, zeker als deze leverancier ook de eigenaar van het horecapand is. Ook in vroeger tijden was dit gebruikelijk. Op 20 februari 1779 hadden de brandewijnstookster Maria Corvers, weduwe van Joris Jorissen, en Joannes Franciscus Soiron een afspraak met notaris Hendrik Willem Crahaij. Maria was eigenaresse van een huis in de Bogaardenstraat en was met Joannes Franciscus overeengekomen dat hij dit huis voor een periode van zes jaar van haar zou huren. Die periode van zes jaar was een in die tijd gebruikelijke periode. Notaris Crahaij zette alle afspraken keurig op papier. Verhuurder en huurder kwamen onder meer overeen dat als de huurder gedurende de huurperiode brandewijn of jenever zou willen schenken aan gasten, hij verplicht was om die dranken in te kopen bij de verhuurder. Indien hij dat niet zou doen, dan zou de verhuurder het recht hebben om de huurovereenkomst te ontbinden. Blijkbaar was Soiron voornemens om samen met zijn zussen in dit pand te gaan wonen. De notaris vermeldde namelijk in de akte dat ook de zussen van de huurder aan deze afnameverplichting waren gehouden.

Illegale horeca
De hiervoor genoemde Joannes Franciscus Soiron mocht van zijn verhuurder horeca-activiteiten uitoefenen in zijn huis in de Bogaardenstraat, zo konden we hiervoor lezen. Wie dat absoluut niet mocht, dat was de blikslager Niclaes Gade. Blik is geplet en vertind plaatijzer. Een blikslager maakte onder meer lampen, emmers en kannen van dit blikken plaatmateriaal. De smid sloeg op het blik om het de juiste vorm te geven, en had om die reden de naam blikslager. Niclaes had in 1720 een gedeelte van een huis in de Nieuwstraat gehuurd van de weduwe Van Schaaijen, geboren als Mechteldt Bock. De weduwe en haar dochter zouden een kamer op de bovenverdieping blijven gebruiken.

In de huurovereenkomst was bedongen dat Niclaes uitsluitend activiteiten mocht uitoefenen die verband hielden met zijn vak als blikslager. Niclaes hield zich niet aan de gemaakte afspraken en begon een brandewijnwinkeltje. Dat winkeltje zou ontaarden in een drukbezochte horecagelegenheid waar dag en nacht burgers, militairen en zelfs geestelijken over de vloer kwamen. Dit alles zorgde voor grote onregelmatigheden in het huis. Omdat dronken gasten ook naar boven liepen, was de weduwe genoodzaakt om de deur van haar kamer dikwijls met stoelen en banken te barricaderen. Het was zelfs een keer gebeurd dat een man de kamer op was gekomen terwijl de weduwe en haar dochter in bed lagen. Toen de betreffende man de bedgordijnen opentrok, had de weduwe uit grote angst geroepen: “De hoeren die gij soekt sijn niet hier boven maer beneden.” De indringer was blijkbaar zeer agressief, hij wilde de weduwe met een stok op haar hoofd slaan.

Gelukkig wist de echtgenote van Gade, de huurder, dit te voorkomen toen zij de trap opstormde om de rust te laten terugkeren. De weduwe was ervan overtuigd dat in haar huis ‘ontuchtigheden’ plaatsvonden. Zij had haar huurder hier al eens op aangesproken en hem een ‘hoereweert’ (hoerenkastelein) genoemd. Omdat zij de onrust in haar huis niet meer kon verdragen, en ook omdat zij bang was om haar eigen eer en reputatie te verliezen, was de weduwe naar de burgemeester gestapt. Uiteindelijk wist zij via de burgemeester te bewerkstelligen dat Gade het huis moest verlaten. De rust in de Nieuwstraat was teruggekeerd. Vele jaren later, op 6 maart 1731, legde notaris Arnold Morren dit verhaal vast in een notariële akte, toen de weduwe en haar dochter hem bezochten. Mogelijk dat deze verklaring nodig was in een rechtszaak tegen Gade. 

Ruzie in het ‘withuijsken’
Waar veel mensen bij elkaar komen, bestaat de kans dat ruzies en gevechten ontstaan. Op 14 maart 1734 was het prijs in ‘het withuijsken buijten de Wyckerpoort gelegen’, zo blijkt uit een akte, die op 16 maart 1734 werd opgemaakt door notaris Ludovicus Burtin. Het ‘withuijsken’ is de locatie van de Withuishof in Scharn, en was destijds eigendom van Matthijs Sleijpen, die getrouwd was met Anna Crijns. Op die veertiende maart liepen Frans Croes en Pieter Claessen (inwoners van Valkenburg) in de namiddag het ‘withuijsken’ binnen om ‘een pintje te drinken’. In het ‘withuijsken’ was dus een openbare drankgelegenheid gevestigd. Op het moment dat Frans en Pieter binnenliepen, ging één van de aanwezige gasten gelijk de confrontatie aan met Frans.

Een tekening uit 1669, toegeschreven aan Valentijn Klotz. Vanuit het oosten kijken we de Hoogbrugstraat in Wyck in. Het was onder meer in Wyck dat Frans Croes uit Valkenburg angstige momenten beleefde. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons

Het was een soldaat die de familienaam Wingets droeg, en die geboren was in de buurt van Heerlen. Deze soldaat had een mes in zijn hand en riep Frans toe: “Dou schellem, dou honsvot, dou gouwdief, kompts dou nou heij, ich wil dig den kop insloen, en ich wil dig dat mets in dijn hart indraijen.” Uit angst vluchtte Frans het ‘withuijsken’ uit en hield zich verborgen tot de soldaat en zijn twee medesoldaten het ‘withuijsken’ hadden verlaten. Frans durfde niet terug naar Valkenburg te lopen omdat hij bang was onderweg opgewacht te worden door het gezelschap. Om die reden liep hij van Scharn naar Wyck om in het huis met de naam ‘St Arnoldus’ een ‘pintje bier’ te drinken. Tot zijn grote schrik liepen de drie soldaten die hij getroffen had in het ‘withuijsken’ ook ‘St Arnoldus’ binnen.

Hier kwam het wederom tot een confrontatie. Soldaat Wingets zei tegen Frans: “Ich braek dig den hals.” Frans ontvluchtte ‘St Arnoldus’, maar raakte daarbij gewond aan één van zijn voeten. Tijdens zijn vlucht liep hij over de ‘Maesbrugge’, maar door de grote pijn aan zijn voet viel hij flauw op de brug. Omstanders droegen hem vervolgens terug naar Wyck, naar het huis dat ‘de Kriekenboom’ heette. Daar werd hij geholpen door een chirurgijn. De akte van notaris Burtin zal ongetwijfeld als bewijsmateriaal hebben gediend in een rechtszaak.

‘Een goed beklant café’ 
Veel horecapanden in Maastricht kennen een lange horecageschiedenis. Op het adres Markt 68, gelegen op de hoek met de Nieuwstraat, kun je anno 2025 het bekende Café de Zwaan bezoeken. Op 13 september 1894 overleed op dat adres de vijfenzeventigjarige Maria Ida Hubertina Claessens. Vierentwintig jaar eerder, in 1870, was zij weduwe geworden van de landmeter en bouwmeester Joannes Henricus Hubertus Timmermans. Maria Ida Hubertina Claessens was koffiehuishoudster. Toen haar echtgenoot overleed, was een deel van de uit het huwelijk Timmermans-Claessens geboren kinderen nog minderjarig. Om die reden was het noodzakelijk dat spoedig een beschrijving werd gemaakt van de in het pand aan de Markt aanwezige roerende goederen. De rechten van de kinderen moesten namelijk duidelijk zijn.

Op 27 december 1870, twee maanden na het overlijden, meldde notaris Petrus Jacobus Hubertus Jessé, woonachtig in de Lenculenstraat 15, zich om twee uur in de middag op het adres Markt 68. Kamer voor kamer liep notaris Jessé met de weduwe Timmermans door het hele huis en beschreef nauwkeurig wat hij allemaal aantrof. Zo beschreef hij dat hij op de begane grond in ‘de koffijkamer zigt hebbende op de Markt’ tien vierkante tafels zag, alsmede vijfentwintig stoelen en een ‘buffet met pompen, pijpen en toebehoor’. In de ‘koffijkamer’ werd niet uitsluitend koffiegedronken, want in die kamer bevonden zich ook onder meer honderdvierenzestig bierglazen, zestig lilkeurglazen en zes likeurkaraffen. Gasten konden ook spelletjes spelen, want de notaris trof in de kamer twee dominospellen aan, alsmede een dambord. De door notaris Jessé uitgevoerde inventarisatie geeft een prachtig beeld van hoe een café in 1870 was ingericht.

Het pand Markt 68, gelegen op de hoek met de Nieuwstraat. De foto werd gemaakt in 1962. In 1894 overleed hier de koffiehuishoudster Maria Ida Hubertina Claessens. Anno 2025 vinden we er Café de Zwaan. Beeld: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Op 29 december 1894, ruim drie maanden na het overlijden van de weduwe Timmermans, liet notaris Alphonsus Emille Josephus Hubertus Herfst, woonachtig in de Bogaardenstraat 43, een advertentie plaatsen in De Limburger Koerier. In deze advertentie kondigde notaris Herfst aan dat hij op verzoek van de kinderen Timmermans op 24 januari 1895 zou overgaan tot een vrijwillige openbare verkoop van het pand Markt 68. De zitting zou in het pand zelf worden gehouden. In de advertentie is te lezen dat het ging om een huis, ‘waarin sinds lange jaren een steeds goed beklant café is gevestigd’. Uiteindelijk werd het pand voor een bedrag van 20.700 gulden verkocht aan de in de Wycker Grachtstraat 19 woonachtige distillateur Egidius Hubertus Meijers. Een zoon van het echtpaar Timmermans-Claessens, Jean Victor Hubert Timmermans, zou overigens koffiehuishouder worden op het adres Markt 72, waar hij op 2 februari 1918 overleed. Dit adres is tegenwoordig bekend als de locatie van Café ’t Haantje. Het horecabloed kroop blijkbaar door de aderen.

Gratis nieuwsbrief, niks meer missen
Wilt u ook van maandag tot en met zaterdag vóór 6.30 uur het laatste nieuws over Maastricht in uw mailbox? Meld u dan gratis aan voor de nieuwbrief van De Nieuwe Ster. Meer dan 20.000 trouwe lezers gingen u al voor. Het enige wat wij van u vragen

Laatste Nieuws

Ons nieuws is en blijft altijd gratis als je je inschrijft voor de gratis nieuwsbrief

Er is iets misgegaan. Probeer het later opnieuw

Bedankt voor uw aanmelding. Controleer uw e-mail om de inschrijving af te ronden