Doorgaan naar artikel

Een Maastrichtse vondeling in Nederlands-Indië

De Bijbelse Mozes was een vondeling. Hij werd door de dochter van de farao van Egypte in een rieten mandje gevonden langs de oever van de Nijl. Deze scène werd in 1904 geschilderd door de Nederlands-Britse kunstschilder Lawrence Alma-Tadema. Beeld: Public Domain, Wikimedia Commons 

Inhoudsopgave

In januari van dit jaar werd Truus Roks geïnterviewd door Maurice van der Linden van De Nieuwe Ster. Het resultaat was een prachtig verhaal over een gepassioneerde medewerkster van het Historisch Centrum Limburg (HCL) in Maastricht.

Na vijfenveertig jaar dienstverband gaat Truus in mei van dit jaar met pensioen. Het officiële afscheid van Truus vindt plaats op vrijdag 16 mei. Op die dag zal een door Truus zelf samengestelde tentoonstelling geopend worden. Deze tentoonstelling zal in het teken staan van de vele kinderen die in de periode 1802-1824 te vondeling werden gelegd in Maastricht. Al die kinderen kregen een door de ambtenaar van de burgerlijke stand nieuw bedachte familienaam. Tegenwoordig lopen van veel van die Maastrichtse vondelingen nog afstammelingen rond. Zo zijn de families Satijn en Sprokel bekende vondelingenfamilies. Eén van die vele Maastrichtse vondelingen zou zijn laatste adem uitblazen in Nederlands-Indië, ver weg van de stad waar hij werd gevonden. We gaan deze keer terug naar het jaar 1843.

Een bruidegom zonder ouders
Op 9 februari 1843 ontving de ambtenaar van de burgerlijke stand van Maastricht een jong en ongetwijfeld verliefd bruidspaar. Het waren de vierentwintigjarige landbouwersknecht George Rijmart en de tweeëntwintigjarige dagloonster Elisabeth Hubertina Smael. Ook de ouders van de bruid, alsmede de vier verplichte getuigen, waren aanwezig bij de afspraak met de ambtenaar. In de huwelijksakte die de ambtenaar had opgesteld is vermeld dat de bruid was geboren in ‘Haaren, Groot Hertogdom van den Neder Rijn’. Tegenwoordig is Haaren een stadsdeel in de gemeente Aken. Haar ouders Jacobus Smael en Joanna Raemaekers waren weliswaar geboren Wyckenaren, maar ten tijde van de geboorte van Elisabeth Hubertina op 18 augustus 1820 woonden haar ouders tijdelijk in Haaren. Volgens de huwelijksakte was vader Smael dagloner van beroep, maar tijdens zijn lange leven zou hij meerdere beroepen uitoefenen. Zo werd hij onder meer katoenspinner en schoenmaker genoemd.

Over de bruidegom vermeldde de ambtenaar van de burgerlijke stand in de huwelijksakte dat hij gevonden was te Maastricht, en dat hij een zoon was van onbekende ouders. In het geboorteregister van Maastricht over het jaar 1819 vinden we een vondelingenakte die op 23 april 1819 werd opgemaakt. Hieruit blijkt dat op de voorafgaande avond, 22 april, om half tien in de avond, een jongetje werd gevonden op de stoep van het vondelingenhuis in de Lenculenstraat 33. In de akte is vermeld dat geschat werd dat het jongetje ongeveer acht maanden oud was. De ambtenaar besloot het jongetje de voornaam George en de familienaam Rijmart te geven. Vervolgens werd de vondeling opgenomen in het vondelingenhuis.

We kijken hier naar de voorkant van het gebouw (met trapgevel) in de Lenculenstraat 33 dat fungeerde als vondelingenhuis. Op de stoep van het vondelingenhuis werd op 22 april 1819 om half tien in de avond het jongetje gevonden dat de geschiedenis in zou gaan als George Rijmart. Rechts van het vondelingenhuis zien we nog net het pand waar tegenwoordig Café de Tribunal is gevestigd. De foto werd gemaakt in 1917. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Een bruid met een verleden
Toen Elisabeth Hubertina Smael in het huwelijk trad met de vondeling George Rijmart, had zij al een keer het leven geschonken aan een kind. Op 9 november 1840, zij was toen twintig jaar oud, was zij bevallen van een meisje dat de naam Catharina kreeg. Moeder Elisabeth Hubertina was toen breister van beroep en woonachtig bij haar ouders in de inmiddels verdwenen Ruiterstraat in Wyck. Een vader was niet in beeld. De kleine Catharina Smael zou niet ouder worden dan één jaar en tien maanden. Op 15 september 1842 blies zij haar laatste adem uit in het huis van haar grootouders in de Ruiterstraat. Grootvader Jacobus Smael deed aangifte van het overlijden, samen met zijn zwager Pieter Herman Adriaan Blemel. Zou George Rijmart geweten hebben dat zijn jonge bruidje reeds een kind had gekregen?

Keurig negen maanden na haar huwelijk met George Rijmart beviel Elisabeth Hubertina van hun eerste kind op 3 november 1843. Het was een meisje dat de namen Maria Hubertina ontving. De jonggehuwden woonden toen bij de ouders van de bruid in de Ruiterstraat. Twee jaar later, op 2 november 1845, werd het tweede kind geboren, een jongetje dat Joannes Hubertus werd genoemd. Ook toen woonden de ouders in de Ruiterstraat bij de ouders van Elisabeth Hubertina Smael. 

Een foto van de verdwenen Ruiterstraat in Wyck, gemaakt in 1939. We kijken richting de zijkant van de ‘Poort van Beusdael’ in de Hoogbrugstraat, waar tegenwoordig de Scandinavische restobar BIKKE is gevestigd. In de Ruiterstraat woonde het echtpaar George Rijmart en Elisabeth Hubertina Smael. Beeld: Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

George Rijmart gaat aan boord
Op enig moment moet George Rijmart besloten hebben om als beroepsmatig soldaat naar Nederlands-Indië te gaan. Was zijn huwelijk geen succes gebleken, en was dit een vlucht? Of was het een tijdelijke oplossing om geld te verdienen voor zijn gezin? We zullen het waarschijnlijk nooit weten. Op 29 maart 1846 vertrok George uit Nederland, aan boord van het schip met de naam ‘Johann Jacob’. Volgens de website van Stichting Maritiem-Historische Databank was dit schip een bark (zeilschip) met drie masten. Volgens diezelfde website was het schip vertrokken vanuit Amsterdam, en arriveerde het op 12 juli 1846 in Batavia, het huidige Jakarta aan de noordkust van Java. Hoe het leven van George Rijmart daarna uitzag is niet bekend, maar reeds op 28 september van dat jaar overleed George, slechts achtentwintig jaar oud. Hoe hij aan zijn einde is gekomen heb ik helaas niet kunnen traceren.

Wanneer in Maastricht bekend werd dat George was overleden, is niet te achterhalen. Mogelijk dat het bijzonder lang heeft geduurd voordat Elisabeth Hubertina Smael ontdekte dat ze weduwe was geworden. Op 7 april 1847 overleed namelijk Joannes Hubertus, het zoontje van George en Elisabeth Hubertina. Grootvader Jacobus Smael verzorgde de aangifte van dit overlijden. De ambtenaar van de burgerlijke stand vermeldde bij de vader van het jongetje dat deze ‘afwezig’ was. Betekent dit dat ruim zes maanden na het overlijden van George dit nieuws Maastricht nog niet bereikt had? In de ‘Nederlandsche Staats-Courant’ van 25 januari 1848 publiceerde het Ministerie van Koloniën een overzicht van ‘Nalatenschappen, afkomstig van Onder-Officieren en verdere Manschappen, behoord hebbende tot de Landmagt in Oost-Indië’. Hieruit blijkt dat hij was overleden in de plaats Simpang, en dat hij de rang van soldaat had. Zijn nalatenschap bestond uit een bedrag van twee gulden en zevenenzeventig en een halve cent.

Een in 1846 door Jacob Spin gemaakte aquarel van het schip ‘Johann Jacob’. Op 29 maart 1846 vertrok dit schip vanuit Amsterdam, met als bestemming Nederlands-Indië. Aan boord bevond zich de Maastrichtse vondeling George Rijmart. Beeld: website Stichting Maritiem-Historische Databank

Het verdere leven van Elisabeth Hubertina Smael
Op 8 oktober 1852 beviel Elisabeth Hubertina Smael als tweeëndertigjarige weduwe van een dochtertje dat Catharina Philomena werd genoemd. Zij was toen niet gehuwd, en in de geboorteakte werd ook geen vader vermeld. Vijf maanden later, op 10 maart 1853, trouwde Elisabeth Hubertina met de achtendertigjarige in Antwerpen geboren stroopmaker Remacle Freson. Remacle erkende het dochtertje van zijn bruid als zijn kind, zodat dit kind de familienaam Freson ging dragen. Of Remacle ook de biologische vader was, is niet bekend. Drie dagen na het huwelijk, op 13 maart, overleed het kleine meisje, slechts vijf maanden oud. In de periode 1854-1863 zou Elisabeth Hubertina Smael nog vier keer bevallen van een kind van Remacle Freson, die na zijn huwelijk onder meer steenbakkersknecht zou zijn. Op 20 maart 1877 werd Elisabeth Hubertina voor de tweede maal weduwe toen haar echtgenoot Remacle overleed. Op dat moment woonde het gezin in de Kaleminkstraat in Wyck. Zelf zou Elisabeth Hubertina Smael de gezegende leeftijd van zesentachtig jaar bereiken. Op 2 februari 1907 overleed zij op het adres Hoogbrugstraat 12.

Elisabeth Hubertina Smael was overigens een jongere zus van Catharina Hubertina Smael (1818-1887), die gehuwd was met Theodoor Cuijpers. Catharina Hubertina Smael zou een overgrootmoeder worden van de bekende Maastrichtse muzikanten Servé Menten (1915-1968) en Thei (‘de Vogel’) Menten (1918-1998), en een betovergrootmoeder van de eveneens bekende muzikanten Jaap Menten (1935-2017) en Lenie Menten (1940-2012). De jongere zus van Servé en Theo was mijn oma Truus Caenen-Menten (1921-1991).

Een platenhoes (1967) waarop Servé Menten en zijn zoon Jaap Menten als muzikanten zijn afgebeeld. Het gezelschap staat voor het huis in de Kattenstraat in Wyck dat tegenwoordig door mij wordt bewoond. Beeld: website Discogs

Opmerkingen

Laatste Nieuws

Ons nieuws is en blijft altijd gratis als je je inschrijft voor de gratis nieuwsbrief

Er is iets misgegaan. Probeer het later opnieuw

Bedankt voor uw aanmelding. Controleer uw e-mail om de inschrijving af te ronden